Al een paar jaar is de gemeente bezig om de wijk Bloemendal aan de noordkant van Barneveld vorm te geven1. Van de meeste voorbereidende werkzaamheden merk je daar ter plekke niet zoveel, maar begin 2018 was er langs de Bloemendaallaan opeens volop activiteit. Het bedrijf ADC ArcheoProjecten uit Amersfoort voerde daar een opgraving uit. Na twee jaar zijn onlangs de resultaten van deze opgraving in een rapport gepubliceerd2. Twee jaar lijkt lang, maar specialistisch onderzoek zoals koolstofdateringen en houtanalyse kan tijdens de uitwerking flink wat tijd in beslag nemen. De opgraving liet ons een glimp opvangen van twee periodes: de IJzertijd en de 19e-20e eeuw.
1 Kijk voor meer informatie over de wijk op: https://www.barneveld.nl/over-barneveld/projecten/bloemendal
2 Bouma, N., 2020: IJzertijdbewoning en twee historische schaapskooien in plangebied Bloemendal in Barneveld. Een archeologische opgraving. ADC Rapport 5135. ADC ArcheoProjecten, Amersfoort.
IJzertijd
De Gelderse Vallei was in het verleden meestal te nat om permanent te bewonen. We weten wel dat in de prehistorie mensen door het gebied van veenmoerassen trokken om te jagen en te verzamelen. In de Midden-IJzertijd (vanaf ca. 500 voor Chr.) daalt de grondwaterspiegel en zijn de wat hoger gelegen gebieden (dekzandruggen) opeens bewoonbaar. Afhankelijk van de grootte van deze droge gebieden worden er één of meerdere boerderijen gebouwd, die voor de archeologen terug te vinden zijn als een patroon van donkere verkleuringen (sporen) in het gele zand. In die sporen heeft ooit een houten paal gestaan en tezamen vormen de sporen een huisplattegrond. Verschillende huisplattegronden, die dicht bij elkaar gevonden worden, vertellen archeologen dat er soms gedurende meerdere generaties werd gewoond en geboerd. Maar soms vinden we ook maar één huisplattegrond. Dit kan er op duiden dat het daar toch niet helemaal goed wonen was en die plek daarom snel weer verlaten werd. Van de dekzandruggen zien we tegenwoordig nog heel weinig in het landschap, omdat de bodem vaak geëgaliseerd is en hoogteverschillen daardoor grotendeels verdwenen zijn. De sporen van de Bloemendalse IJzertijdvindplaats lagen op de flank van een dekzandrug, op de overgang naar een laagte. De vindplaats bestaat uit één huisplattegrond, een bijgebouw, een waterput met houten putconstructie en 28 spiekers.
Figuur 1: De opgraving vanuit de lucht (we kijken nu vanuit het oosten naar het westen, van links naar rechts de Bloemendallaan) Bron: Van Uffelen Multimedia
Die vele spiekers zijn op het overzicht van de opgraving het opvallendste fenomeen (fig. 1). Maar ze hebben er waarschijnlijk niet allemaal tegelijkertijd gestaan. ‘Maar wat zijn spiekers?’ hoor ik u denken. Het zijn voorraadhuisjes op vier of soms zes palen, waarin voorraden werden bewaard (zie fig. 2), vergelijkbaar met een hooiberg of graansilo vandaag de dag. De voorraden werden hoog bewaard zodat ze niet vochtig werden en beschermd waren tegen ongedierte. Waar die voorraden precies uit bestonden, weten we niet. Maar aan de hand van stuifmeel- en zadenonderzoek kunnen we achterhalen wat er in bewaard zou kunnen zijn. In diepere sporen, zoals een waterput, blijven stuifmeel en zaden goed bewaard. Dit komt doordat de onderkant van een waterput onder de grondwaterspiegel ligt. Er kan dan geen zuurstof bij de resten komen, waardoor ze niet verrotten. De monsters met stuifmeel en zaden zijn door specialisten onder de microscoop bekeken. Daardoor weten we dat in de omgeving van de nederzetting loofbos en elzenbosjes waren. Daarnaast bleek uit het stuifmeel dat er op kleine schaal akkerbouw plaatsvond, waarbij vlas (voor het maken van linnen of lijnzaadolie) en verschillende graansoorten (emmer en gerst) werden verbouwd. Tijdelijke opslag van vlas en graan in de spiekers lijkt daarom logisch.
De onderzoekers beschouwen de IJzertijd-vindplaats in Bloemendal als een ‘eenfasig’ erf, dus zo’n eerdergenoemde minder succesvolle plek. Maar toch zijn er aanwijzingen, waaronder de vele spiekers, dat er hier meer aan de hand is. Misschien waren de hogere delen in de buurt al vol met boerderijen en was er één dappere familie die toch een boerderij bouwde op een nattere plek. Het zou dan kunnen dat we de rest van de nederzetting onder de wijk De Vaarst moeten zoeken. Helaas zal er daar door de aanleg van de wijk weinig meer over zijn van de archeologische resten. In de 1e eeuw na Christus (Vroeg-Romeinse tijd) komt er in de Gelderse Vallei bij de meeste opgegraven IJzertijd-nederzettingen een einde aan de bewoning. Er lijkt dan weer sprake te zijn van vernatting van het gebied, waardoor er ook veengroei plaatsvond. In Bloemendal zien we in de bodem pas in de 18e eeuw weer duidelijk activiteit van mensen.
Figuur 2 Deel van een huisplattegrond (rechtsboven) en een deel van de vele spiekers
Figuur 3: IJzertijd-boerderij met links spieker bij Wekerom. Zie https://www.glk.nl/landschappen-kastelen/locatie/wekeromse-zand
Schaapskooien
Bij de opgraving in Bloemendal zijn twee schaapskooien uit de 18e of 19e eeuw opgegraven. Dat is bijzonder, want dat gebeurt niet vaak. Veel schaapskooien zijn op de ‘archeologische tijdsschaal’ vrij jong, vaak dateren ze uit de 19e of zelfs de 20e eeuw. Oudere schaapskooien zijn bij een opgraving moeilijk te herkennen, want ze onderscheiden zich nauwelijks van een ‘gewone’ boerderij. Doel was dan ook bij de opgraving te onderzoeken wat er precies van een schaapskooi wordt teruggevonden. De twee in Bloemendal opgegraven schaapskooien waren bekend van historische kaarten, maar waren niet meer zichtbaar in het landschap. De schaapskooi in de bocht van de Bloemendallaan werd pas halverwege de vorige eeuw afgebroken. Omwonenden kwamen tijdens de opgraving dan ook melden dat er een schaapskooi had gestaan. De archeologen waren dus in ieder geval op de juiste plek aan het graven! Opvallend was dat de schaapskooien wat betreft vorm en afmeting volkomen van elkaar verschilden. De één was ovaal van vorm, ca. 15 m lang en 6,6 breed, en de ander rechthoekig en ca. 10 m lang en 8,3 m breed. Maar waar we rekening mee moeten houden is dat gebouwen die als schaapskooi werden gebruikt, oorspronkelijk een andere functie gehad kunnen hebben, bijvoorbeeld als schuur.
Figuur 4: Vlaktekening van één van de schaapskooien
Bij beide schaapskooien ontbrak een potstal, een methode waarbij mest af en toe door een laag strooisel werd afgedekt. Het vee kwam daardoor steeds hoger te staan. Bij een bepaalde hoogte werd het vruchtbare mengsel over de akkers uitgereden. Het ontbreken van potstallen betekent dat we hier in Bloemendal waarschijnlijk te maken hebben met veldkooien. Dat zijn schaapskooien, die niet op een erf stonden, maar dus in het veld.
In en rondom de schaapskooien werden verschillende kuilen aangetroffen, die de archeologen even voor een raadsel stelden. Er werden geen vondsten of organische resten in de kuilen gevonden, waardoor de functie bij gebrek aan vondsten of organische resten niet op voorhand duidelijk was. Eén van de verklaringen hiervoor kan zijn die van zandwinningskuilen. Bij het schapen scheren werden schapen eerst gewassen. Als ze schoon waren, moest de schaapskooi gestrooid zijn met schoon wit zand. Dit werd dan gehaald uit de kuilen naast de schaapskooi. Vlakbij de opgraving staat aan de Bloemendallaan bij boerderij De Vaarst nog altijd een schaapskooi (zie figuur 4).
Figuur 5: Schaapskooi even verderop bij boerderij De Vaarst. Bron: Gemeentearchief Barneveld
Toekomst
Binnenkort zal er een nieuw hoofdstuk worden toegevoegd aan dit gebied, want dan zal de bouw van de eerste fase van Bloemendal starten . De resultaten van de opgraving hebben in ieder geval de stedebouwkundig ontwerpers al geïnspireerd: één van de woonmilieus draagt de naam ‘Spiekers’. Hier zullen woonblokken komen, die net als de prehistorische spiekers iets van het maaiveld zijn opgetild. Ook in de speeltoestellen zullen spiekers een hoofdrol spelen. Maar voor de archeologen is het verhaal ook nog niet afgelopen; er ligt nog een derde schaapskooi in het gebied, die nog moet worden opgegraven. Wordt vervolgd dus!